Je kijkt naar een ECG van een patiënt met borstpijn en je vraagt je af: is dit nu een PTa-depressie en past dit bij pericarditis, of mis ik een infarct? Dat gevoel herken ik maar al te goed. In dit artikel neem ik je stap voor stap mee: wat PTa-depressie is, hoe je het betrouwbaar meet, wat het betekent in de context van pericarditis en hoe je het onderscheid maakt met STEMI en vroege repolarisatie. Praktische tips, valkuilen en herkenbare voorbeelden helpen je om met meer zekerheid te interpreteren.
Wat is PTa-depressie precies?
PTa-depressie is een daling van het PR-segment (ook wel PTa- of PQ-segment genoemd) ten opzichte van de isoelectrische lijn. Belangrijk detail: gebruik voor die isoelectrische lijn het TP-segment, dus het stuk tussen het einde van de T-top en het begin van de volgende P-top. Daarmee voorkom je dat je onbedoeld vergelijkt met een afwijkend ST-segment.
Pathofysiologisch wijst PTa-depressie vaak op subepicardiale atriale betrokkenheid, klassiek bij pericardiale ontsteking. Je ziet het typisch als een negatieve verschuiving in afleidingen II en aVF en juist een positieve verschuiving in aVR. Onthoud dat een interval iets anders is dan een segment: het PR-interval omvat P-top plus PR-segment; PTa-depressie gaat alleen over het segment.
Herkennen en meten op het ECG
Zo pak ik het in de praktijk aan. Eerst bepaal ik de beste afleidingen met een stabiele basislijn en weinig artefact. Daarna markeer ik het TP-segment als referentie. Vervolgens kijk ik naar het PR-segment: ligt dit consistent onder de TP-lijn in meerdere afleidingen? In sinusritme is lead II vaak het meest informatief. Let ook op aVR; daar zie je bij pericarditis juist PR-elevatie.
Een extra visuele hint is het zogeheten Spodick-teken: een aflopende TP-lijn, meestal duidelijk in II, V5 en V6. Bij tachycardie wordt het TP-segment kort en kan dit teken lastiger te beoordelen zijn.
Pericarditis: typische ECG-kenmerken en stadia
Bij acute pericarditis zie je vaak diffuse, concave ST-elevaties in veel afleidingen, met reciproke ST-depressie alleen in aVR en soms V1. In de vroege fase gaat dit vaak samen met PTa-depressie. In latere fasen vlakken ST-segment en T-top af, gevolgd door T-top inversies, waarna normalisatie optreedt. Niet elke patiënt doorloopt elk stadium zichtbaar; timing en moment van registratie spelen een grote rol.
In mijn ervaring helpt het om nooit één enkel kenmerk te isoleren. Een patroon van wijdverspreide concave ST-elevaties, PTa-depressie in meerdere afleidingen, afwezige reciproke ST-depressie buiten aVR/V1 en eventueel het Spodick-teken maakt pericarditis waarschijnlijker, zeker bij houdingafhankelijke pijn die toeneemt bij inspiratie en afneemt bij voorover zitten.
Verschil met STEMI, atriaal infarct en vroege repolarisatie
STEMI
STEMI toont vaak een anatomisch consistent patroon: ST-elevaties in een stroomgebied met passende reciproke ST-depressies buiten aVR/V1. Convexe of rechte ST-elevaties, en ST-elevatie in III groter dan in II, zijn verdacht voor een inferieur infarct. Onthoud dat PTa-depressie ook bij een infarct kan voorkomen bij atriale betrokkenheid, dus het is niet exclusief voor pericarditis.
Atriaal infarct
Bij atriaal infarct kun je PR-segmentafwijkingen zien, maar het patroon is meestal minder diffuus en gekoppeld aan het coronair stroomgebied. Klinische context en troponines, plus echo voor wandbeweging, helpen je de puzzel te leggen.
Vroege repolarisatie
Vroege repolarisatie kan subtiele, concave ST-elevaties geven, maar niet de PTa-depressie of het Spodick-teken. Let op een notch of slurring aan het einde van het QRS-complex. Handig is de ST/T-ratio in V6: een waarde boven 0,25 ondersteunt pericarditis; lager past eerder bij vroege repolarisatie.
Praktische aanpak aan het bed
Zie je PTa-depressie bij een patiënt met thoracale pijn, loop dan systematisch: beoordeel het totale ECG-patroon, vergelijk met oude ECG’s, check klachtenkarakter en koorts, vraag naar recente infectie of ingreep, bepaal troponine en CRP, en overweeg een echo om effusie uit te sluiten. Bij twijfel of aanwezigheid van uitgebreide reciproke ST-depressies buiten aVR/V1, behandel en verwijs volgens het infarctprotocol. Het risico van een gemist infarct is groter dan het voordeel van een te snelle pericarditisdiagnose.
Valkuilen en handige tips
Vermijd baseline drift door een rustige ademhaling en goede elektrodenplaatsing. Gebruik waar mogelijk meerdere afleidingen om de referentie te bevestigen. Verwar PR-segment niet met PR-interval. Meet tegen het TP-segment, niet tegen een mogelijk verhoogd ST-segment. En houd rekening met tachycardie en pericardeffusie, die de beoordeling kunnen bemoeilijken. Wil je je geheugen opfrissen over ST-afwijkingen in het algemeen, bekijk dan ook deze uitleg over ST-depressie.
Conclusie
PTa-depressie is een waardevol ECG-teken dat, in de juiste context, sterk wijst op pericarditis. Meet altijd ten opzichte van het TP-segment, beoordeel het volledige patroon met ST-segmenten, T-toppen en aVR, en weeg kliniek en aanvullend onderzoek mee. Omdat PTa-depressie niet exclusief is, blijft differentiëren met STEMI en vroege repolarisatie essentieel. Met een systematische aanpak vergroot je de kans op een juiste en veilige diagnose.
Wat is pta depressie en welke lijn gebruik ik als referentie?
PTa-depressie is een daling van het PR-segment ten opzichte van de isoelectrische lijn. Gebruik het TP-segment als referentie, niet het ST-segment. Vergelijken met het TP-segment voorkomt dat je je meting vertekent door een al afwijkend ST-segment, wat bij pericarditis juist vaak verhoogd is.
Is pta depressie pathognomonisch voor pericarditis?
Nee. PTa-depressie komt veel voor bij pericarditis, maar kan ook optreden bij atriale betrokkenheid bij een myocardinfarct. Beoordeel daarom het totale ECG: diffuse concave ST-elevaties zonder wijdverspreide reciproke depressies, PTa-depressie en eventueel Spodick-teken ondersteunen pericarditis, maar sluit een STEMI actief uit.
Hoe onderscheid ik pta depressie bij pericarditis van vroege repolarisatie?
Vroege repolarisatie heeft geen PTa-depressie en geen Spodick-teken, maar wel vaak een notch of slurring aan het einde van het QRS. De ST/T-ratio in V6 kan helpen: een ratio boven 0,25 past bij pericarditis. Combineer dit met de klinische context en het diffuse karakter van ST-elevaties.
Welke leads zijn het meest informatief voor pta depressie?
Lead II en aVF tonen vaak duidelijke PTa-depressie, terwijl aVR juist PR-elevatie kan laten zien. Kies afleidingen met een stabiele basislijn en weinig artefact, en bevestig je indruk in meerdere leads. Bij tachycardie is het TP-segment kort, wat de beoordeling lastiger maakt.
Wat doe ik klinisch bij pijn op de borst met pta depressie?
Beoordeel het hele ECG, vergelijk met oude tracings, check klachten en ontstekingsparameters, bepaal troponine en overweeg een echo. Blijven er signalen die aan STEMI doen denken, volg dan het infarctprotocol. PTa-depressie kan richting geven, maar mag nooit op zichzelf de doorslag geven.